Voor dit onderdeel van Scab mag ik, Jan Maarten Zwaan, elke maand een stukje schrijven over kunst en cultuur. Elke maand een expositie bezoeken, dat is het idee. Ik wil jullie lezers vanaf deze plek meenemen naar ’s lands leukste musea, en hopelijk weet ik jullie zo te inspireren om af en toe een museum te bezoeken. 
Want ze zullen ons nodig hebben, straks als de coronacrisis voorbij is. Ook al is die stip nog ver, ver aan de horizon. 
Gelukkig heeft Nederland, en onze eigen provincie, genoeg te bewonderen in de openlucht. In deze eerste Zwaan Op Pad neem ik jullie mee naar onze eigen provinciehoofdstad. 

Treurtrips
Vorig jaar rond deze tijd stak ik op een grijze zondagmiddag met een gezelschap de Ketelbrug over. We waren onderweg naar Lelystad, een stad die we enkel kenden van ziekenhuisbezoeken, of, omdat die verdraaide Lelylijn er nog steeds niet is, van het begin van een treinreis.
Bataviastad dan, het outlet-pretpark van Flevoland en daarmee de meest bezochte attractie van de stad.
Helemaal objectief was ons vizier niet; met het boek Treurtrips van auteur Mark van Wonderen, waar ik eerder een stukje over schreef op mijn persoonlijke blog, waren we op weg naar de stad van de Batavia.
Laat ik, vooraleer ik verder schrijf, eerst wat uitleg geven over Treurtrips.

Het boek treurtrips laat zich het beste uitleggen als een reisgids voor Nederland, maar in plaats van de geprezen Keukenhof, Kinderdijk of Amsterdamse Grachtengordel voert deze reisgids je naar verloederde plekken en mislukte stadsplanning in steden zoals Tilburg, Drachten of Almelo. In dit boek vind je fiets-, wandel- en scootmobielroutes langs alle hoogtepunten. Zoals een zelf-respecterend reisgids het zich betaamt, zijn alle plekken voorzien van officiële kaarten waarin de treurroute netjes is uitgestippeld.
De fotografie in dit boek weet de lelijkheid mooi te vangen, maar dat wil niet zeggen dat de bovengenoemde plekken per definitie lelijk zijn.
Nederland is, zo stelt de auteur, een ontzettend aangeharkt land. Steden en gebieden krijgen nauwelijks de kans om te verloederen. Juist de plekken en gebouwen die door lelijkheid of mislukte stadsplanning uit het oog springen, weet van Wonderens aandacht te trekken en zijn volgens hem het bezoeken meer dan waard.
En juist Lelystad, zo staat er in de reisgids, is de kroon op de treurtrip.

Zuil van Lely
Iedereen die vanuit Urk een treinreis onderneemt naar bijvoorbeeld Amsterdam, begint zijn reis bij Station Lelystad. Een markant gebouw. Typische jaren-80 architectuur.
Zo ook trapten wij hier onze treurtrip af.
We liepen door een lege winkelstraat, staken een kale winderige steeg door en stonden plotseling onder het Lelystadse gemeentehuis. Een groepje jongens trapte er een balletje, verder was er niemand.
Tegenover het gemeentehuis, midden op wat het stadsplein moet zijn, staat een metershoge zuil met bovenop Cornelis Lely. De geestelijke vader van de Zuiderzeewerken, en zo ook van Flevoland.

een gezellig doorkijkje

oog in oog met Lely

Het kunstwerk, die de titel ‘zuil van Lely’ draagt, was onderdeel van het project Missing Link, een ambitieus project van de gemeente om het stadscentrum te vernieuwen. Met De Zuil Van Lely als kroon op het project.

De Amsterdamse kunstenaar Piet Esser stelde een 30 meter hoge zuil voor, gemaakt uit basaltkeien, die dan symbool zouden moeten staan voor de dijken rondom de Flevopolder.
Toen in 2002 – Lelystad bestond toen 35 jaar – het beeld werd onthuld, was de kunstenaar niet tevreden. Het beeld van Lely moest van zijn sokkel worden gehaald, en werd vervangen door het huidige kunstwerk. Het beeld van Esser is nu te bewonderen in Bataviastad.

Fun fact: in museum De Fundatie te Zwolle is er 24 uur lang een livestream van De Zuil Van Lely te zien.

Boven Water
Des te meer we door het centrum dwaalden, des te meer bekroop ons het gevoel in een spookstad te zijn beland. Nu moet ik er wel bij zeggen; het was een grijze, koude zondagmiddag. De winkels waren gesloten en die zondagmiddag werd de eerste lockdown afgekondigd.
Op het Angoraplein, een leeg winderig plein onder het enorme oranje Angoratheater, waren we allen wel voldaan van de treurtrip. Met alle warmte uit ons lichaam gewaaid stapten we de auto weer in en vertrokken we uit Lelystad.
Een aantal weken geleden keerden we terug. Niet het stadscentrum deze keer, maar naar Bataviastad. Een enorme burcht vol outletshops.

gezellige terrassen aan het Angorahof

Voor Bataviastad en het Nieuw Land Erfgoedcentrum staat een enorm wit hoofd, met bovenop een beeld van

boven water

een kantoorman met koffertje, op een groot blauw plein.
Ik wilde al langer dit kunstwerk met eigen ogen zien, en plotseling stond ik oog in oog met het witte hoofd. We namen wat selfies, staken een vinger in de neus, gingen in de oren zitten. Toen we onze lol hadden opgedaan wilden we eigenlijk wel weten waar we nu eigenlijk naar stonden te kijken.
Nergens een bordje met een titel en kunstenaar, nergens was enige uitleg te vinden van dit vervreemdende beeld.

Bij nader onderzoek (Google, zoektermen: groot wit hoofd Lelystad), leer ik dat het een werk van de Friese kunstenaar Henk Hofstra betreft, met als titel: ‘boven water.’
De uitleg: “De meeste mensen houden hun hoofd boven water, maar sommige mensen houden hun hoofd meer boven water dan anderen.”
Een toespeling op het spreekwoord ‘je hoofd boven water houden’, wat meestal duidt op financiële nood.

En dat bij Bataviastad.

 

de poepende man

De Poepende Man
Je kent het vast wel; als je over de Markermeerdijk rijdt doemt daar ineens een beeld op van een man in hurkende positie. Een positie waarbij het lijkt, vandaar de naam, of de man zit te poepen.
Eigenlijk is de titel van het werk ‘exposure’, maar ik houd voor het gemak de bovengenoemde bijnaam even aan.
De kunstenaar, Antony Gormley, liet zich voor dit werk inspireren door de Flevolandse omgeving. Aan de ene kant water, aan de andere kant zicht op het polderlandschap.
Van veraf valt het beeld niet meteen zo op, maar naarmate je dichtbij komt krijgt het beeld een andere gestalte. We namen de proef op de som en wandelden naar het kunstwerk, maar net zoals ons eerdere treurtrip staakten we halverwege de tocht door de wind en de kou.

Stadsvernieuwing
Toen we de dijk weer opreden wierp ik nog een laatste blik op Lelystad. In Treurtrips wordt de stad aangekondigd met “begonnen als lelijk eendje, uitgegroeid tot een lelijke eend.”
Het is gemakkelijk om met dedain te spreken over Lelystad. Ook al doe ik dat graag.
De stad is sinds haar begin steeds bezig geweest met stadsvernieuwing. Oude gebouwen in staat van verloedering werden telkens bij de zoveelste stadvernieuwing gesloopt. Meestal liet de stad, in al haar bravoure en vernieuwingszucht een architectenbureau vrij om er iets voor terug te plaatsen. Als het maar nieuw, gewaagd en gedurfd was. De resultaten daarvan kennen we, zoals bijvoorbeeld het Angora

Station Lelystad, de plek om je treinreis met grandeur af te trappen

theater, en meestal is het wachten totdat ook deze nieuwbouw verdwijnt onder de sloophamer van de zoveelste poging de stad een nieuw gezicht te geven.
Daardoor krijgt de stad nauwelijks de kans om oud te worden. Om een ziel te krijgen.

Lelystad moest een pronkstuk worden, een stad die symbool moest staan als overwinning op het water. Deze stad moest ’s lands trots uitstralen.
Althans, zo werd gesproken aan de tekentafel van de toen nog te bouwen stad. De grootse plannen werden nooit gerealiseerd. Het moest vooral een fijne plek zijn om te wonen, praktisch en bovenal gespeend van opsmuk.
De stad is het resultaat van ideologische stadsplanning, voortdurende stadsvernieuwing en experimentele kunst in de openbare ruimte.

Als een soort van mislukt experiment ligt Lelystad in de polder.

Maar ook daar zit schoonheid in.

– jmzwaan